S van Sanctie

Schuldbekentenis. Eenzijdige ondertekende verklaring waarin een (geld)schuld wordt erkend.

Schuldeiser. Hij die op grond van een verbintenis, bijvoorbeeld een overeenkomst, een vordering heeft op een schuldenaar. De schuldeiser heeft dus iets te eisen van een schuldenaar, bijvoorbeeld de betaling van een bedrag in geld.

Schuldenaar. Hij op grond van een overeenkomst een bepaalde verplichting heeft, bijvoorbeeld het betalen een bedrag in geld.

Schuldsanering. Zie ook WSNP. Regeling die een schuldenaar de mogelijkheid biedt om na verloop van tijd met een schone lei te beginnen. Doorloopt de schuldenaar de regeling, die in beginsel drie jaar duurt, met goed gevolg dan zijn de vorderingen van zijn schuldeisers na beëindiging van de regeling niet langer afdwingbaar. De schuldenaar die voor toepassing van de regeling in aanmerking wil komen, dient een verzoekschrift in te dienen bij de Rechtbank. Wordt het verzoek toegewezen dan wordt over verzoeker een bewindvoerder benoemd.

Smartegeld. Vergoeding voor het verlies of de tijdelijke vermindering van levensvreugde (ook wel immateriële schade genoemd) ten gevolge van lichamelijk en/of geestelijk letsel. Te denken valt bijvoorbeeld aan een vergoeding voor geleden pijn, verdriet, etc.

Sanctie – Straf of maatregel die wordt toegepast als rechtsregels worden overschreden.

Schikking – Tussentijdse overeenkomst tussen partijen waarmee het conflict is opgelost, voordat de civiele of bestuursrechter een uitspraak heeft gedaan.
Schikkingsvoorstel – Bevoegdheid van politie of de officier van justitie om een verdachte van een strafbaar feit aan te bieden een bepaald bedrag te betalen. Als de verdachte daarop ingaat, hoeft hij niet terecht te staan.

Schouw – Wat in het civiel recht een descente of plaatsopneming wordt genoemd, heet in hetstrafprocesrecht een schouw: een bezichtiging op de plaats van het delict.

Seponeren – Bevoegdheid van de politie of officier van justitie om de zaak niet voor de rechter te brengen, maar te laten rusten (sepot).

Sociaal zekerheidsrecht Nederland kent een uitgebreid stelsel van wetten en maatregelen op het terrein van de sociale zekerheid. Dit rechtsgebied omvat de regeling van rechten en plichten van werkgevers, werknemers en zelfstandigen terzake van onder andere ziekte/arbeidsongeschiktheid, werkloosheid, ziekenfondsvoorzieningen, kinderbijslag, nabestaanden en bijstand.
Het rechtsgebied sociale zekerheid is in de loop der jaren steeds omvangrijker en complexer geworden. De overheid brengt in hoog tempo nieuwe wetten tot stand en vervangt oude regelingen door nieuwe.
De voornaamste regelgeving heeft betrekking op de rechten en plichten bij arbeidsongeschiktheid en werkloosheid. Te denken valt aan regelingen terzake van premiedifferentiatie bij arbeidsongeschiktheidsuitkeringen, reïntegratie van werknemers na ziekte, medische keuringen bij aanstellingen, premie-afdrachten door werkgevers, boeten en maatregelen.

Sprongcassatie – Overeenkomst tussen partijen inhoudende dat hun geschil na de einduitspraak in eerste aanleg direct (zonder hoger beroep) in cassatie aan de Hoge Raad zal worden voorgelegd.

Staande magistratuur – Vertegenwoordigers van het Openbaar Ministerie. Zie ook: Rechterlijke macht.

Strafblad – Vermelding in het strafregister dat aantekeningen bevat over de keren dat iemand in het verleden verdacht werd van strafbare feiten (met name misdrijven) en over de afloop daarvan (sepot, vrijspraak, veroordeling).

Strafkamer – Eenheid van drie rechters die binnen een rechtbank of een gerechtshof strafzaken behandelen.

Strafrecht Het woord strafrecht wordt in de eerste plaats gebruikt ter aanduiding van het geheel aan voorschriften dat aangeeft onder welke voorwaarden voor de Staat het recht bestaat bepaalde gedragingen te bestraffen, en verder ter aanduiding van het geheel aan regels dat omschrijft waaruit deze straf mag bestaan. Het omvat de geboden, verboden en overtredingen waaraan door de daartoe wettelijk bevoegde organen een straf is verbonden. Kortom: de normen waaraan eenieder zich heeft te houden. In feite omvat het de voorschriften die aangeven met welke middelen op de overtreding van deze normen mag worden gereageerd.
Tot slot omvat het de regels die bepalen voor welke periode en in welke geografische gebieden de normen werkzaam zijn.

Strafrechtspraak – Rechtspraak die zich bezighoudt met de berechting van strafbare feiten (overtredingen en misdrijven).

Strafregister – Register waarin wordt bijgehouden wie wanneer verdacht werd van welk strafbaar feit (met name misdrijven) en over de afloop daarvan (sepot, vrijspraak of veroordeling). Degenen die in het register voorkomen “hebben een strafblad“.

Subsidiair – Volgt altijd op primair; met primair wordt de maximaal haalbare vordering of tenlastelegging aangegeven. Subsidiair wordt de vordering anders geformuleerd als verwacht wordt dat de eerste vordering (primair) niet tot het beoogde resultaat zal leiden. Bijvoorbeeld: primair wordt ten laste gelegd dat verdachte diefstal met geweld heeft gepleegd; subsidiair wordt alleen diefstal ten laste gelegd.

Surséance van betaling – Door de rechter verleende opschorting van betalingsverplichtingen.Algeheel uitstel van betaling door de rechtbank toegekend aan een schuldenaar (in dit geval een rechtspersoon of natuurlijke persoon die een zelfstandig beroep of bedrijf uitoefent). Een surséance moet voorkomen dat de schuldenaar, die door tijdelijke problemen niet kan betalen, direct failliet wordt verklaard. Zolang de surseance duurt kunnen de schuldeisers geen betaling verlangen. Tijdens de surséance van betaling wordt onderzocht of de betalingsproblemen nog kunnen worden opgelost