Aangifte. Persoonlijke melding op het politiebureau van een gepleegd strafbaar feit. Ieder die kennis draagt van een begaan strafbaar feit is bevoegd daarvan aangifte te doen.
Aanhouding.
- De feitelijke vasthouding van een verdachte nadat deze op heterdaad is betrapt. Na te zijn aangehouden kan de verdachte zes uur op het politiebureau worden vastgehouden, niet meegerekend de tijd tussen 12 uur ’s nachts en 9 uur ’s morgens. Deze tijd voor het verhoor kan eenmaal met zes uur worden verlengd.
- Het uitstellen van de uitspraak in een strafrechtelijke procedure.
Aanklager. Ook: openbare aanklager. Vertegenwoordiger van het openbaar ministerie ter terechtzitting, doorgaans de officier van justitie.
Aanvullend recht. Regelend recht; rechtsregels waarvan door bijzondere overeenkomsten afgeweken mag worden. Aanvullend recht geldt dan ook alleen voorzover door partijen niet iets anders is afgesproken.
Aanhangig maken – Het starten van een procedure bij de rechter; in een strafproces gebeurt dat door een dagvaarding of een oproep van de officier van justitie, in een civiel proces door een dagvaarding van de eiser aan de andere partij, of een verzoekschrift aan de rechter.
Aanhouden – 1. In het strafrecht: het feitelijk vasthouden van iemand die er van verdacht wordt een strafbaar feit te hebben begaan.
2. In een civiele of strafprocedure: het uitstel van de behandeling of de eindbeslissing van de rechter.
Aanleg – De rechterlijke instantie waar de behandeling van een zaak plaatsvindt. De rechtbank is de eerste aanleg, het gerechtshof de tweede aanleg oftewel de hoger-beroepsinstantie.
Aanwijzing – 1. Voorschrift hoe het Openbaar Ministerie zijn taak moet vervullen. Er is bijvoorbeeld een aanwijzing over de rol van een officier van justitie bij risicowedstrijden in het betaald voetbal.
2. Officieel bevel van de minister van Justitie aan het Openbaar Ministerie om een zaak op een bepaalde manier af te handelen.
Aanzegging – Bekendmaking door middel van het uitreiken van een gerechtelijk schrijven, bijvoorbeeld een dagvaarding of een kennisgeving.
Absolute bevoegdheid. Antwoord op de vraag welk gerecht (hiërarchisch gezien)bevoegd is om over een bepaalde zaak te oordelen (Bijvoorbeeld Rechtbank, Gerechtshof, Hoge Raad etc.). Zie ook Relatieve bevoegdheid.
Absolute competentie of bevoegdheid – Bij het uitbrengen van een dagvaarding spelen in het algemeen twee vragen een rol. Ten eerste moet altijd worden vastgesteld welke ‘soort’ rechter bevoegd is om een zaak te behandelen. In de meeste gevallen zal het dan gaan om vast te stellen of men bij de ‘gewone’ rechter of bij de kantonrechter moet zijn. Dit is de vraag van de absolute competentie. Ten tweede moet men vaststellen in welk arrondissement de rechter dient te worden benaderd. Dit is de vraag van de relatieve competentie.
Administratief beroep. Het gebruik maken van de mogelijkheid om tegen een besluit voorziening te vragen bij een ander(meestal hoger) bestuursorgaan. Zie ook Bezwaar.
Administratief recht. Bestuursrecht. Regels omtrent de verhouding tussen natuurlijke en rechtspersonen enerzijds en de overheid anderzijds.
Administratieve afhandeling – Procedure om buiten het strafrecht lichte (verkeers-) overtredingen af te handelen.
Administratieve rechtspraak – Zie: Bestuursrecht
Adoptie. Aanneming als wettig kind. Wordt door de rechtbank uitgesproken op verzoek van twee personen die volgens de wet een huwelijk met elkaar kunnen aangaan. De adoptie kan door een uitspraak van de rechtbank op verzoek van de geadopteerde worden herroepen.
Advocaat – Raadsman of raadsvrouw in juridische aangelegenheden. Een advocaat moet zijn ingeschreven bij de rechtbank en is ook lid van de Nederlandse Orde van Advocaten.
Advocaat-Generaal (A-G.) – 1. Vertegenwoordiger van het Openbaar Ministerie bij een gerechtshof. Zijn taak komt overeen met die van de officier van justitie bij de rechtbank.
2. Bij de Hoge Raad: adviseur van de Hoge Raad. Deze advocaat-generaal werkt niet voor het Openbaar Ministerie.
Hij is ondergeschikt aan de procureur-generaal.
Akte – Ondertekend geschrift dat als bewijs kan dienen.
Alibi. De bewering ten tijde van het misdrijf op een andere plaats te zijn geweest. Het is aan de politie om het alibi te controleren.
Alternatieve sanctie. Taakstraf.
Appèl – Hoger Beroep van een vonnis danwel beschikking. Hoger beroep; de mogelijkheid om, als men het niet eens is met een rechterlijke uitspraak, een nieuwe uitspraak van een hogere rechter te vragen. Als een zaak bij de rechtbank heeft gediend en hoger beroep wordt ingesteld, wordt de zaak behandeld door het gerechtshof. In beroep gaan bij de Hoge Raad heet geen ‘appèl’ maar ‘cassatie‘.
Appellant – Degene die in hoger beroep gaat. Eisende partij in appèl.
Arbiter. Scheidsman door partijen bij overeenkomst aangewezen tot het doen van uitspraak over geschillen.
Arbitrage – Vorm van geschillenbeslechting waarbij niet de rechter, maar een of meer door de partijen zelf aangewezen scheidsrechters (arbiters) een uitspraak doen.
Arrondissement – Rechtsgebied. Nederland is verdeeld in negentien arrondissementen, met elk eenrechtbank en een arrondissementsparket. Zie ook: Ressort. Het werkgebied van de Rechtbank, samengesteld uit meerdere sectoren (bijvoorbeeld de sector civielrecht, de sector bestuursrecht en de sector strafrecht). In Nederland zijn negentien arrondissementen. Drie of vier arrondissementen vormen het ressort van een Gerechtshof.
Alternatieve sanctie – Een taakstraf (werkstraf of leerstraf) als alternatief voor een gevangenisstraf of een boete. Iemand die een taakstraf krijgt, moet onbetaalde arbeid verrichten, of verplicht een bepaalde cursus of training volgen.
Ambtshalve toevoeging – Toewijzing door de rechter van een advocaat die kosteloos rechtsbijstand verleent aan verdachten, vreemdelingen of psychiatrische patiënten die in bewaring zijn gesteld (zie ook: In bewaringstelling) zonder dat zij daartoe zelf een verzoek hoeven indienen.
Arrest – Uitspraak van een gerechtshof of de Hoge Raad.
Arrondissementsparket – Het kantoor van het Openbaar Ministerie in een arrondissement. Op het arrondissementsparket werken de officieren van justitie en ondersteunend personeel onder leiding van een hoofdofficier van justitie. De parketten zijn gevestigd in dezelfde steden als de rechtbanken.
Auteursrecht – Het auteursrecht is het uitsluitend recht van de maker van een werk van letterkunde, wetenschap of kunst, of van diens rechtverkrijgenden, om dit werk openbaar te maken en te verveelvoudigen.
Het auteursrecht wordt geregeld in de veelvuldig gewijzigde en aangevulde Auteurswet 1912.
Arbeidsrecht -Onder arbeidsrecht wordt het geheel van rechtsregels verstaan dat betrekking heeft op de arbeidsverhouding van de onzelfstandige beroepsbevolking in de private en publieke sector.
Het arbeidsrecht is verder onder te verdelen in:
- individueel arbeidsovereenkomstenrecht;
- ambtenarenrecht;
- collectief arbeidsrecht;
- medezeggenschapsrecht.
De basis van het arbeidsrecht is de individuele arbeidsovereenkomst. Hieronder wordt de overeenkomst verstaan waarbij de ene partij (de werknemer) zich verbindt in dienst van de andere partij (de werkgever) tegen loon gedurende zekere tijd arbeid te verrichten.